Als dienstbode kon Johanna geen eisen stellen
In de familiegeschiedenis van La Grouw komt ook de naam Van Deventer voor. Willem La Grouw, geboren in 1855 en korenweger, trouwde met Johanna Elisabeth van Deventer op 28 augustus 1890. Johanna was toen 30 jaar, Willem, eerder getrouwd met Maria Vroom, was toen 35.
Twee Amsterdamse families met een voorouderverleden uit de provincies Utrecht en Zuid-Holland. Twee families ook die in Amsterdam veel armoede kenden en soms een beroep moesten doen op armenzorg omdat er geen of weinig inkomen was.
De familiegeschiedenis van Johanna Elisabeth gaat in ieder geval terug tot Woudenberg, maar laten we eerst het oude Amsterdam induiken, waar zij op vele adressen heeft gewoond.
Veelvuldig verhuizen was in de 19e eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw niet ongewoon voor de Amsterdamse onderklasse, want daar behoorde Johanna ook toe. Haar vader, Hendrik, was tabakswerker. Hendrik was getrouwd met Theresia Elisabeth Sondervan, dochter van Dirk en Johanna (Simons). Zij kregen vier kinderen, van wie drie slechts kort leefden. Alleen Johanna bleef gezond. Haar vader verloor zij op 8-jarige leeftijd, waarna moeder Theresia snel hertrouwde met suikerbakker Johannes Linzell, wie zij nog een dochter schonk, Maria Catherina.
Van keldertje naar kamertje
Uit de bewaard gebleven gegevens van het bevolkingsregister van Amsterdam wordt duidelijk dat Johanna op veel adressen heeft gewoond. Bezittingen zal zij niet hebben gehad of het moeten persoonlijke zijn geweest en natuurlijk haar eigen kleren. Op 15-jarige leeftijd ging zij al het huis uit om als dienstbode haar kost te verdienen. En om het gezin Linzell te ontlasten. Want zo ging dat vroeger. Zo snel mogelijk op eigen benen staan, want zoveel monden kon niet worden gevoed.
Johanna verhuisde van keldertjes naar kamertjes, van miniwoning naar miniwoning. Bloemgracht, Kuiperspad, Nieuwe Leliestraat, Spuistraat, Looijersgracht, Heerengracht, het zijn zo maar een paar straten en grachten waar zij in de periode 1875 tot 1890 naar toe trok. In totaal verhuisde zij in die periode twintig keer. Gewoon omdat het moest. Vanwege de centen.
Totdat zij Willem la Grouw, de korenweger, leerde kennen en een gezin stichtte. Betekende dat eindelijk een ‘eigen huis, eigen haard’? Helemaal niet. Van 1890 tot en met 1907 verhuisde het gezin, uiteindelijk met zes koters, nog 19 keer. Met handkarren. Misschien een paar meubeltjes, wat beddengoed, kleren, pannen, wie zal het zeggen. Het beeld vertroebelt vanaf 1907, toen uiteindelijk de locaties in Sloten, grenzend aan de oude stad, werden geregistreerd. De Haarlemmerweg, ook nog Amsterdam Noord, de Ilpendammerstraat. Na de dood van Willem werd als laatste adres van Johanna Elisabeth van Deventer Geuzenkade 54 genoteerd, het adres van dochter Maria Catherina (Rietje), die haar moeder tot haar dood in 1942 bij zich had. Willem was al vijf jaar eerder overleden.
Johanna zal in haar leven misschien wel vijftig keer zijn verhuisd, een ongelooflijk aantal. En dat maakt ook duidelijk dat zij was gewend aan armoede. Geen AOW, geen pensioen. Nee, zij en haar man Willem waren in de 20e eeuw afhankelijk van de kinderen, of misschien (Willem?) wat bijverdiensten. Wie zal het zeggen. En dat verklaart ook de vele verhuizingen, ook in de 20e eeuw. Op zoek naar zo goedkoop mogelijk wonen.
Gezinsblad van Johanna Elisabeth Van Deventer