Overleven in een stad vol rijkdom en armoede
In de familiegeschiedenis neemt Amsterdam een belangrijke plaats in. Voorouders uit de familietakken De Kruijf, Frugte en La Grouw togen aan het eind van de 18e eeuw en de 19e eeuw naar Amsterdam op zoek naar het geluk. Nou ja, geluk….op zoek naar werk, dus inkomen, dus overleven en leven. Zo ging dat. Behoorde je niet tot de upperclass, de adel, gegoede burgers, handelaren en kooplieden, dan restte je niets anders dan aanpakken wat je maar kunt aanpakken. Als sjouwer, marktkoopman, dienstbode, naaister, arbeider. Het uurloon was minimaal, de kamertjes waren klein, de leefomstandigheden beroerd.
Dat was niet zo vreemd, want Amsterdam groeide enorm in de 19e eeuw. Het platteland verarmde met als gevolg dat velen naar de hoofdstad trokken. Rond 1810 waren er 180.000 inwoners, 90 jaar later een half miljoen. Nieuwe industrieën, nieuwe vormen van bedrijvigheid en handel zorgden voor een enorme expansie. De negentiende eeuwse grachtengordel en de Jordaan konden de bevolkingsgroei niet aan. Tot het midden van de 19e eeuw werd de stad echter nog altijd begrensd door de Singelgracht met daarachter de weilanden. Het Vondelpark werd in 1864 aangelegd, nieuwe buurten volgden daarna. Wijken met armzalige woningbouw ontstonden: De Pijp, Kinkerbuurt, Dapperbuurt… ze sloten aan op de 17e eeuwse grachtengordel, ontstaan in de Gouden Eeuw met de prachtige grachtenpanden, bewoond door welgestelde regenten, handelaren en kooplieden.
Het stadsarchief van Amsterdam heeft de uitbreiding van de stad in de Gouden Eeuw en de negentiende eeuw mooi weergegeven in twee animaties: de groei van de Grachtengordel en de Tweede Gouden Eeuw, 1800-1900. Klik na de foto op één van de twee films en zie hoe mooi de groei wordt gevisualiseerd.
Het begon echter allemaal met het Amsterdam na de Middeleeuwen, zoals het er toen uitzag….