Er zat een beschermengeltje op de schouder van Willem Uiterwijk…..
Het werd al donker op die kille januaridag in 1937. Het was mistig, de weg was glad en het was koud. Nog even en Willem Uiterwijk was weer thuis, bij zijn vrouw Corrie na een lange en vermoeiende dag. Hij vertrouwde op de stuurmanskunsten van de jonge graaf Adolph van Rechteren Limpurg, die de auto bestuurde. Vanaf de doorgaande weg linksaf, de onbewaakte spoorwegovergang over en dan weer naar rechts. Eenvoudig toch? Niet dus.
Maar Willem kwam niet snel thuis. De aanstormende locomotief stopte niet voor de onbewaakte overweg om de graaf voorrang te verlenen…..En de graaf werd van kasteelheer verdachte in een proces dat hij niet had gewild. Willem Uiterwijk overigens evenmin.
De graaf, 28 jaar slechts, was al vroeg kasteelheer geworden van het historische kasteel Rechteren bij Dalfsen. Zijn vader, Adolph Zeijger van Rechteren, overleed toen zijn oudste zoon negen jaar was. Nu, 19 jaar later, in 1937, was de zoon verantwoordelijk voor het oude kasteel en het landgoed. Zijn moeder, barones Marguerite van Heeckeren Enghuizen, was daartoe vanwege haar gezondheid niet in staat.
We gaan eerst even nog verder terug in de tijd. Terug naar het eind van de negentiende eeuw. Cornelia Gerarda Frugte was het tweede kind van veldwachter Karel Frugte en zijn vrouw Maria. Geboren in Numansdorp op 22 november 1893. Twee jaar eerder zag haar toekomstige man het levenslicht, Willem Uiterwijk, zoon van bosbaas Gerard Uiterwijk. Hoe zij elkaar leerden kennen vertelt de geschiedenis niet. Wel dat zij op 3 juni 1919 elkaar het ja-woord gaven in het gemeentehuis van Haarlemmermeer. Willem was op dat moment in de voetsporen getreden van zijn vader en ook bosbaas geworden.
Het duurde niet lang of Willem Uiterwijk kreeg de kans om in dienst te treden van de adellijke familie Van Rechteren Limpurg. Een oud geslacht, dat al eeuwen in het bezit was van het kasteel Van Rechteren en het bijbehorende landgoed. Een familie van aanzien, zo leert de geschiedenis ons en in adellijke kringen een bekend geslacht. Willem werd ‘boschbaas’ of ‘boschwachter’ van het landgoed. Jachtopziener, zo werd zijn functie ook omschreven. En daarnaast nog onbezoldigd gemeente-veldwachter van Dalfsen. Politieman dus.
In 1937, op 26 januari om half vijf, werd de jachtopziener slachtoffer door een vlaag van onoplettendheid van de graaf, die een trein over het hoofd zag. Het artikel in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant:
AUTO RIJDT TEGEN EEN TREIN OP
Inzittenden slechts licht gekwetst

Dinsdagmiddag kwam de heer A. R. Z. Graaf van Rechteren Limpurg met zijn auto uit de richting Ommen rijden, om bij de halte „Rechteren” den onbewaakten spoorwegovergang van de lijn Zwolle—Coevorden te passeeren. Juist was hij den hoek bij de jachtopzienerswoning van den heer Pais gepasseerd, toen uit de richting Ommen de trein, die 16.32 uur te Dalfsen moet arriveeren, naderde. De heer van Rechteren remde uit alle macht, doch kon niet voorkomen, dat de auto doorgleed en tegen den bagagewagen van den trein opbotste, waarvan de treeplank beschadigd werd.
De heer van Rechteren sprong op het laatste oogenblik uit de auto, doch zijn jachtopziener, de heer W. Uiterwijk, die eveneens in de auto zat, had hiertoe geen gelegenheid meer en werd met de auto een eind het terrein van de halte opgeslingerd. De heer van R. bekwam slechts een gekneusden arm, terwijl de heer U. wonder boven wonder slechts een hoofdwonde opliep. De auto was aan de linkerzijde totaal vernield. Dr. te Rae, die toevallig in de nabijheid was, heeft den heer U. verbonden. De politie uit Dalfsen was spoedig ter plaatse, teneinde een nader onderzoek in te stellen. De trein kwam met 16 min. vertraging te Dalfsen aan.
Een geval van niet goed uitkijken, zou je zeggen. Maar er speelde toch meer, zo blijkt uit de rechtszaak, die voortkwam uit dit ongeluk met de graaf als verdachte en Uiterwijk als slachtoffer. De officier van justitie eiste 25 gulden boete van de graaf. En uiteindelijk werd graaf Adolph Reinhard Zeger van Rechteren Limpurg door de rechter schuldig bevonden: 25 gulden boete of tien dagen hechtenis.
Hoe moest de boswachter zich hebben gevoeld? Graaf Adolph remde te laat, sprong uit de auto terwijl Willem Uiterwijk nog in de auto ‘gevangen’ zat. Er zat een beschermengeltje op de schouder van Willem, want terwijl de auto een aantal meters door de trein werd meegesleurd, hield Uiterwijk er slechts een hoofdwond en een gekneusde voet aan over.
De graaf moest zich voor de Zwolsche rechtbank verantwoorden wegens het veroorzaken van lichamelijk letsel door schuld. De woordenwisseling tussen de president van de rechtbank én de verdachte én het slachtoffer (getuige) werd woordelijk weergegeven in het regionale dagblad:
Pres.: Sneeuwde het dien dag? Verd.: Eenigszins. De weg was spiegelglad. Pres.: Waar zag u den trein? Verd.: Toen ik de woning van den heer Pais, die 38 M. voor den overweg ligt, voorbij was. Ik remde toen, maar de wagen schoof door de gladheid door. Pres.: Reed u snel? Verd.: Neen, zeer langzaam, nog geen 20 km. Het bleek verder, dat verd. uitgeroepen had: „Daar komt de trein aan” en toen zoo snel mogelijk had geremd. Pres.: In het politieverbaal staat, dat u gezegd hebt: „Ik heb er geen oogenblik aan gedacht, dat er wel eens een trein kon aankomen”. Verd.: Het lijkt me zeer onwaarschijnlijk, dat ik dit gezegd heb.
Willem Uiterwijk hield zich op de vlakte tijdens de ondervraging. Op zich begrijpelijk, want het was toch zijn werkgever, die terecht stond. We lezen verder:
Het slachtoffer van de botsing, de boschwachter Uiterwijk, tevens onbezoldigd gemeente-veldwachter, was aanvankelijk zeer vaag in zijn verklaringen, wat voor den president aanleiding was hem er op te wijzen, dat hij onder eede stond. Pres.: Ik wensch hier geen halve waarheden van een politieman te hooren. (Tot verd.): Wilt u even de zaal verlaten? Ik geloof, dat getuige er niet tegen kan, dat u achter hem zit. Uiterwijk vertelde toen, hoe zijn meester had getracht te remmen. Pres.: Kon u voelen dat er geremd werd en waar was dit? Get.: Dat weet ik niet precies. Nadat verd.’s raadsman, mr. S. J. Gratama, eenige vragen aan Uiterwijk gesteld had, vroeg hij tenslotte: „Waar voelde u den remschok?” En nu wist hij het: „Bij den paal langs den weg, een eind voor den overweg.” Pres. (tot Uiterwijk.): Het blijkt nu wel heel duidelijk, dat je daar straks een valsche verklaring aflegde!
Als getuige-deskundige trad ir. A. J. Mollinger, lector aan de technische hoogeschool op. Diens verklaring leidde ertoe dat uiteindelijk graaf Van Rechteren toch werd veroordeeld:
Het feit, dat de wagen recht door gleed was, volgens get., een bewijs dat de remmen uitstekend gesteld waren. De heer Mollinger gaf, op verzoek van den officier van justitie, mr. J. C. van Hasselt, als zijn meening te kennen, dat het ongeval niet gebeurd zou zijn als de bestuurder niet uit den wagen gesprongen was. Toen de trein den wagen n.1 raakte, stond deze toch practisch stil. Het remspoor van de auto (die op 4 wielen remmen had) hield echter een auto-lengte voor de spoorbaan op. Ook als verd. de remmen losgelaten en het stuur omgegooid had, was het ongeluk voorkomen. Dan was hij niet op de spoorbaan toegereden, maar naar den kant van den weg.
De officier van justitie, requisitoir nemend, stelde de zaak aldus: Verd. reed op de spoorbaan toe en heeft den trein te laat opgemerkt. Een veel voorkomend verzuim, dat men, zooals gewoonlijk, niet wil bekennen.
De advocaat van de graaf trok de juistheid van de verklaringen en de overlegde rapporten in twijfel en zei:
Zoolang de wet het autorijden niet verbiedt en dus ook de risico’s daarvan aanvaardt, een ongeval als dit niet strafbaar is. Hij concludeerde daarom tot vrijspraak.
De uitspraak volgde 21 oktober. Schuldig.
In hoeverre de zaak de relatie tussen Willem Uiterwijk en de jonge graaf, die in dat jaar in Engeland trouwde met zijn geliefde Carola Elisabeth Aurelia Anna van Lynden deed verslechteren, is niet duidelijk. Hoe dan ook, zeker tot het begin van de jaren veertig bleef Willem Uiterwijk bosbaas bij de graaf.

Gezinsblad van Cornelia Gerarda (Cor) Frugte
Cornelia Gerarda (Cor) Frugte, geb. Numansdorp 22 nov. 1893, † Meppel 31 okt. 1981, dr. van Karel en Maria C. Scheepmaker, tr. Haarlemmermeer 3 juni 1919 Willem Uiterwijk, geb. Bloemendaal 27 sept. 1891, Bosbaas, † Rheden 2 mei 1976.
Uit dit huwelijk:
1. Anton Uiterwijk.
2. Maria Cornelia Uiterwijk.
3. Gerardus Theodorus Uiterwijk, geb. Dalfsen aug. 1921, † ald. 8 nov. 1921.
Maria Cornelia trouwde met B. Mol. In Dalfsen werd Wilhelmina Margriet geboren, volgens burg. Stand 2-7-1945.
Vader van Willem Uiterwijk was Gerardus Theodorus Uiterwijk, boschbaas, getrouwd in 1886 in Rheden met dienstbode Antje Veenhof.