Moses Lagrou (Lagrouw) was in de tweede helft van de 17e eeuw schoolmeester in Dussen. Dat niet alleen, hij was ook doodgraver, chirurgijn en schilder en luidde hij de kerkklokken. Wie denkt dat in de 17e eeuw dit bijzonder was, komt bedrogen uit. Wie schoolmeester was had vaak ook nevenaktiviteiten, omdat het beroep van schoolmeester niet echt goed werd betaald, zeg maar gewoon beroerd. Die nevenaktiviteiten konden van alles zijn, van doodgraver, schilder, chirurgijn, klompenmaker tot klokkenluider.
De schoolmeester was een bezigheid die ook wel van vader op zoon overging. Soms kon dat niet, omdat er geen geschikte opvolger was. In dat geval moest iemand van buiten het dorp worden gevonden. Veel schoolmeesters waren gewoonweg niet geschikt voor het beroep. Het kwam regelmatig voor dat knechten, die nergens voor deugden, maar wel de opdracht kregen kinderen wat bij te brengen. Gelukkig waren er ook goede onderwijzers. En werd er voor zover mogelijk ook goed onderwijs gegeven, met name in het schrijven en rekenen. Vaak genoeg blijkt dat de aanstelling van een schoolmeester een serieuze zaak was en van de schoolmeester toch de nodige kennis en vaardigheden werd verwacht. Dat blijkt onder meer ook uit een studie van H.Th.M. Roosenboom, die een dorpsschool in de Meierij van ’s Hertogenbosch bestudeerde in de periode van 1649 tot 1795.
Over hoe de scholen en lessen waren ingericht, is niet zoveel bekend. Ja, er waren de rekenboeken ‘Cijfferinge’ van Willem Bartjens (1569-1638). En er was het boekje van Dirk Adriaensz. Valcooch, schoolmeester te Barsingerhorn: ‘Regel der Duytsche schoolmeesters’. In dit boekje werden voorschriften gegeven over schrijfvoorbeelden, het opzeggen en overhoren, handhaving van de orde, toepassen van straffen en de lestijden. De school begon in de zomer om zes uur ’s ochtends en ’s winters om zeven uur en begon met het ontbijt. De lessen duurden tot 11 uur en om 12 of 13 uur begonnen de middaglessen tot 4 of 5 uur.
Valcooch was geen voorstander van strenge straffen, maar soms moesten de kinderen toch flink worden aangepakt met plakken en roeden. Slaan van leerlingen was toegestaan, ook stompen of trappen. En soms ging het ook te ver.