Dick Bos, detective

Ze lagen ergens in een hoekje, of op een tafeltje in de bovenwoning van de Tweede van Swindenstraat in Amsterdam. Een kleine huurwoning die mijn opa en oma in 1949 kregen toegewezen. Vlak bij het Dapperplein, waar de markt was en nog steeds is. Kleine boekjes, met op elke pagina een plaatje van een sterke slanke man, die de boeven met Japanse gevechtstechnieken bestreed. Dick Bos, de detective. Elke keer als we de reis van de Jan van Galenstraat naar mijn oma en opa ondernamen, verheugde ik mij al op die boekjes.  Ja, die schommel op de zolderetage was ook erg fijn, maar die Dick Bos….wat een kanjer. Dat vond ik toen, als kind.

Het waren één van de eerste stripboekjes die in Nederland te verkrijgen waren. Alfred Mazure was de bedenker en die kleine boekjes verschenen vanaf 1941 tot 1968 op de markt. Snelle krachtige verslindende beeldverhalen van de detective, die het geboefte keer op keer vloerde. Eén plaatje per pagina, 200 tekeningen. Ik vond ze geweldig. Een prachtige herinnering aan een tijd, waarin ik de stripboekjes verslond.

Bulletje en Bonestaak

In onze bovenwoning op drie hoog lagen ook enkele stripboeken van Bulletje en Bonestaak. Misschien minder bekend, maar ik kan mij ze nog herinneren. De avonturen van een magere lange lat Bonestaak en zijn mollige vriendje Bulletje. Deze strips verschenen in de jaren twintig en dertig in de Nederlandse kranten Het Volk en Voorwaarts en waren min of meer socialistisch geëngageerd. Het beeldverhaal werd als zedenbedervend beschouwd door de moralisten, die van alle tijden zijn. Dat mag zo zijn, maar als kind vond ik die stripboeken best leuk.  De verteller was A.M. de Jong, de tekeningen waren van de naar Nederland gevluchte Vlaming George van Raemdonck.

Kapitein Rob

Wie herinnert zich niet de personages, die regelmatig terugkwamen in de stripverhalen van Pieter Kuhn: Kapitein Rob, Skippy en zijn zeilboot De Vrijheid? Met personages als Peer de Schuymer, professor Lupardi en zijn assistent Yoto? Ik werd ondergedompeld in de spannende belevenissen van Kapitein Rob, die ons meenam naar alle delen van de wereld, waarin het heden werd vervlochten met het verleden.
Ik heb een flink aantal van deze Kapitein Rob-strips gelezen.  Op school gaf ik een klasgenoot een Kapitein Robverhaal, met gedichtje, voor zover ik mij kan herinneren. De prijs, 75 cent, was ook een beetje conform de prijsafspraken die de meester maakte. Arie, zo heette deze jongen had bij toeval weer mij geloot. En op mijn lijstje stond ook Kapitein Rob. Het pakje dat ik kreeg maakte al duidelijk dat het geen stripboek werd. Nee, een stukje zeep. Ik dacht eerst nog dat het van marsepein was, maar toen ik er aan rook, wist ik beter. Ik zal misschien nog een glimlach moeten hebben laten zien, maar dan van een boer met kiespijn….

Kick Wilstra

We hadden ook nog Kick Wilstra. De superspits-verhalen kon je vanaf 1955 vooral lezen in Het Parool. Kick was een wondervoetballer. Dat kon ook niet anders, want de naam komt voort uit drie grootheden op het voetbalveld uit die tijd, namelijk Kick Smit, Faas Wilkes en Abe Lenstra. Kick Wilstra speelde uiteraard ook voor Oranje, waar hij debuteerde met een hattrick.
Natuurlijk was er ook romantiek in de strips van Kick Wilstra. Hij trouwde met zijn jeugdlief Jannie Robijn en samen kregen zij drie kinderen, inclusief de tweelingbroer Rob en Rudi.

Een heer van stand

Maar er was meer. Eric de Noorman bijvoorbeeld. Die stripverhalen las ik weer bij mijn tante, want ik had ze zelf niet. Wel de stripverhalen van Ollie B Bommel en Tom Poes, geschreven en getekend door Marten Toonder. Bommel was een heer (beer) van stand, beetje dommig, want de hersens had zijn metgezel Tom Poes. Zijn verblijfplaats was slot Bommelstein, zijn vervoermiddel de Oude Schicht. Antiheld Bommel kwam vaak in de problemen die Tom Poes dan weer oploste: ‘Tom Poes, verzin een list’. Die list kwam er ook, waarna Ollie B. Bommel de eer voor zich opeiste.
Ik vergeet natuurlijk niet de strips van Suske en Wiske, Donald Duck, Kuifje of Sjors van de Rebellenclub. En dan al die andere striphelden uit de jaren vijftig. Maar ééntje blijft mij altijd bij, vooral omdat die zo spannend waren: Buck Danny.

Buck Danny

Buck Danny is een kolonel van de Amerikaanse luchtmacht, bijgestaan door zijn maten Jerry Tumbler en Sonny Tuckson. Samen beleefden zijn talloze avonturen in het luchtruim en op de grond. Zij vlogen vanaf vliegdekschepen, vooral in de Grote Oceaan actief.

De stripboeken van Buck Danny zijn bedacht door de Belg Troisfontaines met Victor Hubinon, die verantwoordelijk was voor de tekeningen en Jean Michel Charlier, scenarist.

Ik maakte kennis met Buck Danny in het stripboek Robbedoes. En al gauw was ik verkocht en verslond ik zijn spannende avonturen met zijn maatjes.

Kuifje

Ik  vergeet dan ook niet nog de boeken van Kuifje en Suske en Wiske. Kuifje (Tintin in Franstalig België) is de Nederlandstalige naam voor de hoofdpersoon in de avonturen van Kuifje. De van oorsprong Franstalige stripserie is van de hand van de Belgische tekenaar en scenarist van stripverhalen Georges Remi (1907-1983), die werkte onder het pseudoniem Hergé.

Kuifje was journalist en had een hond, Bobby, die overal met hem mee ging. Samen beleefden zij talloze avonturen.  Wie herinnert zich niet Kapitein Haddock, die in tegenstelling tot Kuifje best wel een borrel lustte? Of Professor Zonnebloem, de tweelingdetective Janssen en Janssen? Kuifje werd ook nooit ouder in al die stripboeken. In het eerste album was hij zoiets van 14 or 15 jaar, in het laatste boek misschien 19.

Suske en Wiske

Suske en Wiske waren ook bij mij geliefd. Willy Vandersteen begon met zijn succesreeks in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog. Eerst was het niet Suske, maar Rikki, later werd het Suske.  Tante Sidonia kwam in de eerste aflevering al aan bod, later ook Lambik, Jerom en professor Barabas.

Het eerste verhaal van Suske en Wiske verscheen in december 1945 in de krant De Nieuwe Standaard en speelde zich af op het eiland Amoras. Vanaf maart 1946 konden lezers van het dagblad De Stem ook genieten van de spannende avonturen van Suske en Wiske. Niet lang daarna werden de strips van Suske en Wiske een begrip voor vele kinderen, maar ook voor ouderen die de verhalen verslonden.

Sjors en Sjimmie

Tot slot Sjors en Sjimmie. Een strip gebaseerd op een serie Amerikaanse stripverhalen, vernederlandst in de jaren veertig door Frans Piët. Sjors was een blond jongetje met wat langere haren, slim, ondernemend, die op reis een donker jongetje ontmoet, Sjimmie (Jimmy). Sjimmie werd zwart getekend, dikke rode lippen, een beetje niet slim, laten we het zo omschrijven. Nu kan dat niet meer, vroeger wel. Eerst met kroeshaar, maar dat was voor de tekenaar te bewerkt, dus Sjimmie werd kaal met een paar haartjes. Hij praatte ook nog krom Nederlandse.

Maar die verhalen van Sjors en Sjimmie van de Rebellenclub, want die waren ze begonnen, waren prachtig met albums uit die tijd als Sjors en Sjimmie als journalisten, Sjors en Sjimmie en de Gasbel of Sjors en Sjimmie en de Bromstar. Voor verjaardagen en Sinterklaas waren het,  zeker ook voor mij, gewilde stripboeken.

Het zijn dankbare herinneringen aan een mooie tijd…..

1957: Dick Bos
Getagd op:                            

Geef een reactie